Vorige pagina

Waarde Clusius,
“Die wijtloopende fame van u.E. ervarentheidt int stuck van cruyden ende planten, heeft my
sonder ander breeder kennisse van u.E. persoone, zeer verblijdt, verstaende u.E. haere residentie in onsen Nederlande heeft genomen…”.
(Willem Jasperse Parduyn uit Middelburg aan Carolus Clusius in Leiden, 27 november 1593).

Januari 2015

Het nieuws verspreidde zich als een lopend vuurtje: de grote Carolus Clusius (1526-1609) had zich in Leiden gevestigd! Clusius was op dat moment, najaar 1593, misschien wel de bekendste plantkundige van Europa. Hij had jarenlang gewerkt als botanisch adviseur van keizers en vorsten, en beschikte over een internationaal netwerk van correspondenten. Ook had hij al vele boeken op zijn naam staan, waarin hij honderden nieuwe plantensoorten beschreef. En nu had de nog piepjonge Leidse universiteit de grote geleerde in dienst genomen om een botanische tuin aan te leggen. Dat bracht de Nederlandse gemeenschap van plantenliefhebbers in rep en roer. Want Clusius zou niet alleen zijn kennis en reputatie meenemen, maar ook zijn eigen plantencollectie. En die collectie was bijzonder exclusief. 

De Middelburgse apotheker Willem Jasperse Parduyn (1550-1602) wist dat en greep zijn kans. Nauwelijks zes weken na Clusius’ aankomst schreef hij een beleefde brief waarin hij zichzelf voorstelt als liefhebber van planten en bewonderaar van Clusius. “Ende alzoo ic verstaen u.E. veele vremde bulben, saeden, planten (…) mede gebracht thebben, zal u.E. by desen vriendelijck gebeden zijn my eeniger van dyen deelachtich te maken”. Parduyn was met name geïnteresseerd in verschillende soorten tulpen en anemonen, in witte pioenrozen en, o ja, ook nog in het zaad van een dubbele ridderspoor. Allemaal uitheemse planten die op dat moment nog zeer bijzonder waren, en, bij gebrek aan professionele handelaren, moeilijk te verkrijgen. 
Maar voor wat hoort wat, en Parduyn wist dat maar al te goed. Ter ere van hun beginnende vriendschap stuurde hij Clusius “een cleyn geschenck der eerster spaenscher vruchten, hier in deser stede overgecommen”, namelijk: een tonnetje Canarische wijn, ingemaakt fruit, 25 limoenen, verder nog sinaasappelen en citroenen. Als welvarende apotheker in de destijds bruisende havenstad Middelburg, had hij direct toegang tot de internationale handel in specerijen en luxegoederen. En daarvan maakte hij Clusius graag deelgenoot. Deze eerste brief vormde het begin van een levendige uitwisseling tussen de dan 67-jarige geleerde en de rijke apotheker, waarbij zij elkaar op de hoogte hielden van allerlei botanische nieuwigheden. 

Inmiddels is het 425 jaar geleden dat de Leidse universiteit haar tuin stichtte, en bijna 422 jaar dat Clusius naar Leiden kwam om die ook echt te realiseren. Reden voor de Hortus botanicus Leiden om een jaar lang aandacht te besteden aan zijn geschiedenis. En aan de eerste prefect, Carolus Clusius. 

Deze bijdrage is de eerste van een maandelijkse blog, waarin de bijzondere briefwisseling van Clusius centraal zal staan. De botanicus correspondeerde met meer dan driehonderd verschillende plantenliefhebbers. Niet alleen uit de aristocratische of geleerde bovenlaag, waartoe hij zelf behoorde, maar ook met kooplieden, predikanten, scheepskapiteins en tuinlieden. Mannen én vrouwen. De brieven geven een uniek beeld van de praktijk van het plantenonderzoek in de zestiende eeuw. Een periode die ook wel de ‘botanische renaissance’ wordt genoemd, vanwege de spectaculaire ontwikkelingen die de plantkunde toen beleefde. Ze bieden ons ook een glimp van het dagelijks leven van de zestiende-eeuwse mens en de tijd waarin hij leefde: ziekte, oorlog, religieuze onverdraagzaamheid, een verwoestende aardbeving, de ongemakken van het reizen, verloren poststukken. Maar bovenal gaan de brieven over de liefde voor planten en tuinen.

Esther van Gelder (Huygens ING/Universiteit Utrecht)

Bij ons leer je de wereld kennen