Invloedrijke personen

Invloedrijke personen

Carolus Clusius

Carolus Clusius

Carolus Clusius was de eerste prefect van de Hortus botanicus. Hij bracht de eerste grote tulpencollecties naar Nederland.

Charles de l’Écluse of Carolus Clusius werd in Vlaams Noord-Frankrijk geboren en studeerde rechten en medicijnen. Hij reisde heel Europa rond om planten te verzamelen, beschrijven, kweken en bestuderen, en werd zo één van de eerste echte botanici. Hij had een passie voor planten, maar ook uitstekende contacten met iedereen die in zijn tijd in planten was geïnteresseerd. Hij woonde jarenlang in Wenen, waar hij een tuin aanlegde voor Keizer Maximiliaan II. Daar begon hij met het verzamelen van bolgewassen, waaronder de tulp, die in die tijd in Turkije werd gekweekt. Clusius arriveerde op 19 oktober 1593 in Leiden, waar hij de rest van zijn leven bleef wonen. Hij hield zich tot de dood van Cluyt in 1598 met de tuin bezig, en wijdde zich daarna aan het schrijven van zijn verzamelde werken: Rariorum Plantarum Historia (1601) en Exoticorum Libri Decem (1605).

Bij de ingang van de Clusiustuin is een borstbeeld van Carolus Clusius te vinden.

Carolus Clusius

Dirck Outgaertsz. Cluyt

Dirck Outgaertsz. Cluyt

Van apotheker en Hortulanus Dirck Cluyt weten we minder dan van zijn prefect Clusius. Hij werd in 1546 in Haarlem geboren, en werd daar apotheker.

In 1578 vestigde hij zich in Delft, waar hij een beroemde apotheek, ‘De Granaetappel’, had en een grote tuin met bomen, kruiden, en bijen. Als plantenkenner en –verzamelaar correspondeerde hij met Clusius. In mei 1594 werd hij door de Leidse Universiteit aangesteld om de aanleg van de nieuwe Hortus ter hand te nemen. Veel van de planten in de nieuwe tuin waren dan ook afkomstig uit de tuin van Cluyt. Hij was de eerste die een boek over het houden van bijen schreef: ‘Van de Byen, hare wonderlicke oorsprong’. Dit boek is geschreven in de vorm van een dialoog tussen Cluyt en Clusius, en laat zien dat beide heren het uitstekend met elkaar konden vinden. 

De plotselinge dood van Cluyt in 1598 leidde er toe dat Clusius steeds minder bemoeienis met de Hortus had. De zoon van Cluyt, Augerius Clutius, was een verdienstelijk botanicus, maar werd door de Universiteit, tegen de zin van de studenten, niet tot Cluyt’s opvolger benoemd 

Dirck Outgaertsz. Cluyt

Herman Boerhaave

Herman Boerhaave

Herman(us) Boerhaave (1668-1738) was een Nederlands arts, anatoom, botanicus, scheikundige, humanist en onderzoeker.

Hij was een hoogleraar die een tijdlang drie van de vijf leerstoelen van de medischefaculteit bekleedde en rector magnificus was van de Universiteit van Leiden; hij stond bekend als begenadigd docent en was een van de bekendste mannen van Europa, wiens faam zelfs tot in China was doorgedrongen.

Vanaf 1709 tot 1730 was Boerhaave prefect van de Hortus Leiden. Hij beschreef ontzettend veel nieuwe soorten en had een breed internationaal netwerk. Zelfs de beroemde Carl Linnaeus kwam in 1735 speciaal naar Leiden om Boerhaave te ontmoeten. 

Herman Boerhaave

Carl Linnaeus

Carl Linnaeus

Carl Linnaeus (Råshult, 23 mei 1707 – Uppsala, 10 januari 1778) werd in 1707 geboren in het Zuid-Zweedse plaatsje Råshult. Tussen 1735 en 1738 verbleef hij in Nederland. Zijn belangrijkste doelen waren het behalen van een snelle doctorstitel aan de toenmalige universiteit van Harderwijk en een ontmoeting met Herman Boerhaave, de beroemde hoogleraar in de geneeskunde, chemie en botanie. Boerhaave was rector magnificus van de Universiteit Leiden en voormalig prefect van de Leidse Hortus (1709-1730).

In 1738 keerde Linnaeus terug naar Zweden, beladen met nieuwe kennis. Hij had tijdens zijn verblijf veel contact met Adriaan van Royen, prefect van de Hortus, en beïnvloedde daarmee de indeling van de tuin. Linnaeus werd beroemd door zijn classificatie van het plantenrijk, gebaseerd op het aantal en de plaats van de meeldraden en stampers, oftewel op bloemkenmerken.

Tijdens zijn verblijf in Nederland publiceerde hij de eerste versie van Systema Naturae. In 1753 werkte hij dit verder uit in Species Plantarum, waarin hij het plantenrijk systematisch beschreef. Dit werk vormde de basis voor de huidige wetenschappelijke naamgeving van planten. Hij introduceerde het binomiale systeem, waarbij elke soort een naam kreeg bestaande uit twee delen: de geslachtsnaam en de soortnaam.

Carl Linnaeus

Sebald Justinus Brugmans

Sebald Justinus Brugmans

Sebald Justinus Brugmans (Franeker, 24 maart 1763 – Leiden, 22 juli 1819) studeerde aan de Universiteit van Groningen. In 1785 behaalde hij op 22-jarige leeftijd zijn doctoraat in de geneeskunde. Enkele maanden later werd hij aangesteld als hoogleraar astronomie, metafysica, natuurkunde en wiskunde aan de Universiteit van Franeker.

In 1786 werd Brugmans benoemd tot hoogleraar in de botanie in Leiden. In aansluiting daarop werd hij ook directeur van de Hortus botanicus Leiden. Een jaar later volgde zijn benoeming tot hoogleraar in de natuurlijke historie. Uiteindelijk bekleedde hij vier hoogleraarschappen. In de woelige Franse tijd, rond de overgang van de achttiende naar de negentiende eeuw, was het een groot voordeel dat de Hortus werd geleid door de diplomatiek bekwame Brugmans. Hij zorgde voor een aanzienlijke uitbreiding van het Hortusterrein. Brugmans zette zich bovendien in voor het behoud van de Leidse universiteit onder het Franse bewind.

Voor de Hortus realiseerde hij vernieuwingen aan enkele gebouwen en kassen en zorgde hij voor een enorme uitbreiding van het terrein. Dankzij Brugmans werd de Hortus uitgebreid met het bolwerkterrein, waar nu de Oude Sterrewacht staat. Deze uitbreiding vond plaats tussen 1816 en 1818. De hele tuin werd toen ingericht als een Engelse landschapstuin met veel bomen, waarvan een aantal vandaag de dag nog steeds leeft, zoals onze varenbeuk.

Brugmans had nog veel meer plannen: hij wilde ook meer dieren in de Hortus introduceren. Dit lukte deels, met enkele grote dieren zoals kangoeroes en een Russische beer.

De replica van zijn buste is inmiddels wat verweerd. Het origineel, dat ooit werd aangeboden door de weduwe van Brugmans, staat veilig in het depot van het Academisch Historisch Museum. Het beeld is verschillende keren verhuisd binnen de tuin voordat het op zijn huidige plek onder de treurbeuk terechtkwam. Eerder stond het op een ereheuvel en later tussen de bustes van andere beroemde botanici.

Sebald Justinus Brugmans

Philipp Franz von Siebold

Philipp Franz von Siebold

Philipp Franz Balthasar von Siebold, geboren in 1796 in Würzburg, werd in 1822 geneesheermajoor in het Nederlands Oost-Indische leger in Batavia.

Hij trok de aandacht van de Gouverneur-generaal en kreeg de opdracht informatie te verzamelen over Japan, een land met gesloten grenzen en beperkte handel op het eiland Deshima.

Siebold opende een kliniek buiten Deshima en verzamelde planten, dieren, zaden en objecten, en liet deze vastleggen door kunstenaars. Zijn leerlingen en jagers hielpen bij het verzamelen.

Bij terugkomst op Deshima werd Siebold beschuldigd van spionage vanwege de ontdekte landkaarten en in 1829 voorgoed uit Japan verbannen. Zijn collectie werd verspreid over Leiden, Gent, Antwerpen en Brussel.

Siebold vestigde zich in Leiden, opende zijn collectie voor publiek en Koning Willem I toonde interesse. De collecties werden samengevoegd tot het huidige Wereldmuseum Leiden.

 Philipp Franz von Siebold

Caspar Georg Carl Reinwardt

Caspar Georg Carl Reinwardt

Caspar Georg Carl Reinwardt (1773-1854) was een Nederlandse botanicus van Pruisische afkomst.

Caspar Reinwardt kwam in 1787 naar Amsterdam als leerling chemie, waar zijn broer J.C.M. Reinwardt in een chemisch lab werkte. Hij studeerde chemie en botanie aan het Athenaeum Illustre en werd in 1800 hoogleraar in Harderwijk. In 1808 werd hij directeur van botanische tuinen en een museum onder Koning Lodewijk Napoleon. Na de bevrijding van Nederland, leidde hij de oprichting van een botanische tuin in Buitenzorg op Java. Reinwardt werd de eerste directeur.

In 1819 werd hij gevraagd om leerstoelen in Leiden over te nemen, maar bleef tot 1822 in Nederlands-Indië. Na expedities naar Timor, de Molukken en Celebes, werd hij hoogleraar botanie in Leiden. In 1831 publiceerde hij een catalogus van de Leidse Hortus. In 1845 ging hij met pensioen en in 1854 overleed hij. Zijn opvolger, Willem Hendrik de Vriese, voltooide Reinwardts manuscript en het plantengeslacht Reinwardtia is naar hem vernoemd. De Nepenthes-soort Nepenthes reinwardtiana is eveneens naar hem vernoemd.

 

 

 Caspar Georg Carl Reinwardt

Heinrich Witte

Heinrich Witte

Heinrich Witte was vanaf 1855 tot en met 1898 Hortulanus van de Hortus in Leiden. 

Vanaf 1853 was hij al in dienst als 'eerste tuinknecht'. In de meer dan veertig jaar dat hij Hortulanus was heeft hij ontzettend veel betekend voor de Hortus en nog meer gepubliceerd. Nooit meer was er een hortulanus die zo ontzettend veel heeft geschreven als Heinrich Witte.

Toen hij in de Hortus aangesteld werd, verkeerde deze in een enigszins verlaten en slecht onderhouden toestand. Dit verbeterde al snel en gedurende een groot deel van het hortulanusschap van Witte was er sprake van bouwactiviteiten. Bijna alle kassen en hulpgebouwen werden vernieuwd en er werd ook het nodige bijgebouwd.

Heinrich Witte

Carla Teune

Carla Teune

Van 1984 tot 2004 was Carla Teune hortulana van de Leidse Hortus. Vandaag de dag is ze nog altijd actief als vrijwilliger in de tuin. Carla was de eerste en tot nu toe enige vrouwelijke hortulanus (hortulana) van de Hortus. 

Op 23 februari 1943 werd Carla geboren in Amsterdam. In haar jeugd kwam ze in contact met planten en bomen dankzij haar vader, die imker was en haar liet zien hoe je een herbarium maakt. Haar moeder was zeer bevlogen in de bloemschikkunst. Na de lagere school volgde ze de middelbare tuinbouwschool in Rijswijk. Hoewel dat nu een voor de hand liggende keus lijkt, koos ze de studie juist omdat ze niet goed wist wat ze wilde worden. Al snel had ze door dat ze wel degelijk op de goede plek zat, ze had veel plezier in het leren over planten. Tijdens haar opleiding liep ze stage bij Arboretum Kalmthout. De basis voor haar botanische carrière was hiermee gelegd.


In 1967 ging ze bij de Hortus botanicus Leiden aan het werk als botanisch secretaresse. Ze groeide snel door: na vijf jaar werd ze chef van de kwekerij, in 1984 werd ze hortulanus. De hortulanus is de baas van de tuin en leidinggevende van alle tuinlieden. In die tijd was het ongebruikelijk dat die rol door een vrouw vervuld werd. Carla was de eerste en tot nu toe enige vrouwelijke hortulanus (hortulana) van de Hortus. 

 
Carla bezit een fenomenale hoeveelheid plantenkennis, enerzijds door haar vele jaren in het vak, anderzijds door alle reizen die ze in haar leven maakte. Vijftien keer bezocht ze China, twaalf keer Japan, ze leerde alles over de tulp in Kazachstan, bezocht de Verenigde Staten, Zuid-Afrika en nog veel meer landen. Ze leerde veel planten in hun natuurlijke omgeving kennen. Die kennis bracht ze weer mee naar de Leidse Hortus. Zo is Carla bijvoorbeeld expert op het gebied van Japanse botanie, Japanse sierteelt en Von Siebold.


Zonder Carla had de Hortus van nu er heel anders uitgezien. Na haar vervroegd pensioen in 2004 is ze altijd actief gebleven bij de Hortus. Ze leidt de wiedploeg op dinsdagochtend, geeft rondleidingen en lezingen en is nog altijd een grote bron van botanische kennis voor veel van haar collega’s. In 1995 werd ze ereburger in de Japanse stad Murayama City, vanwege haar lezingen over Von Siebold. In 2007 is ze benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Op haar 70ste verjaardag in 2013 is er een tulp naar haar vernoemd (Tulipa ‘Carla Teune').
 

Carla Teune

Kies een taal