Het kassencomplex is in 1938 aangelegd rondom een van de meest spectaculaire bomen van de Hortus: de Japanse notenboom (Ginkgo biloba) uit 1785. Een van de oudste exemplaren in Nederland!
De soort werd rond 1770 vanuit China en Japan, waar de boom rond tempels was aangeplant, naar Europa gebracht. De laatste wilde populaties zijn te vinden op de Tianmu-berg in oostelijk China. Ginkgo’s vormen twee soorten twijgen: korte en stevige exemplaren die haaks en rondom de langloten staan. Deze kortloten groeien langzaam en dragen alleen aan de top bladeren. Een kortlot van vijf centimeter kan wel twintig jaar oud zijn. De langloten die vrij uitgroeien dragen veel meer en grotere bladeren. De bladeren kleuren in de herfst goudgeel. Ze zijn waaiervormig en meestal tweelobbig, vandaar de naam biloba ('tweelobbig'). Onze boom bloeit in april rijkelijk met mannelijke katjes.
In 1935 zijn er verscheidene vrouwelijke twijgjes op geënt, afkomstig van Huis ten Donck in Slikkerveer, waarvan er een is aangeslagen. Deze vrouwelijke tak draagt in de herfst talrijke op gele pruimpjes lijkende ‘vruchten’: zaden met een vlezige laag er omheen, die naar ranzige boter ruikt. Dat is om insecten aan te trekken. Technisch gezien is de ginkgo een naaktzadige, dus zonder bloemen of echte vruchten. In China, Japan en Korea wordt de inhoud van de 'vruchten' beschouwd als delicatesse, met tal van geneeskrachtige werkingen. Carl Linneaus was de eerste die deze boom beschreef in 1771.
Wist je dat?
De Ginkgo biloba is de enige soort van het geslacht Ginkgo dat nog bestaat. De eerste fossielen die aan dit geslacht gelinkt konden worden, zijn minstens 270 jaar oud.